Uitspraak in het Plat: /ʃuːmlɛɪ̯pəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schuum·le·pel
Pluralis: Schuum­le­pels m de Schuum­le­pel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Schuum + Lepel