Uitspraak in het Plat: /viːt͡sdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Viets·dag
Pluralis: Viets­daag m de Viets­dag
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
15. Juni
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Viet + Dag