Uitspraak in het Plat: /ɡluːpɔˑu̯ç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Gluup·oog
Pluralis: Gluup­o­gen n dat Gluup­oog
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: glupen + Oog