Uitspraak in het Plat: /tiːtɾaˑɪ̯z/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Tiet·reis
Pluralis: Tiet­rei­sen f de Tiet­reis
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Bill un Ted hebbt 1989 en Tietreis maakt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Tiet + Reis