Uitspraak in het Plat: /fɪʃhøːy̯kɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fisch·hö·ker
Pluralis: Fi­sch­hö­kers m de Fi­sch­hö­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Fisch + Höker