Fisch
in het Nedersaksisch
Identieke woorden ›››
Fisch
❔︎
Uitspraak in het Plat:
/ˈfɪʃ/
Audio
🔊︎
zelfstandig naamwoord
Pluralis:
Fisch
m
de Fisch
[1]
basiswoordenschat
actief
biologische species
Nedersaksisch:
Pisces
:
Grupp
von
Deerten
,
de
in
’t
Water
leevt
Nederlands:
vis
Engels:
fish
Duits:
Fisch
Voorbeelden:
In
dat
Becken
swimmt
dree
Fisch
.
David Morimoto (treez44est), CC BY-SA 2.0
Samensteld woorden:
Anschofisch
Dintenfisch
Fisch
Fischbloot
Fischdiek
fischen
Fischer
Fischfro
Fischhöker
Fischkutter
Fischland
Fischmehl
Fischnett
Fischohr
Fischotter
Fischreiher
Fischseller
Fischsupp
Fischtrepp
Fischtüften
Goldfisch
Haifisch
Kattfisch
Pannfisch
Pottfisch
Schellfisch
Settfisch
Stockfisch
Suugfisch
Sweertfisch
Swienfisch
Waalfisch
Wittfisch
Rijmwoorden
Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.
Nieuwe vertaling voorstellen
zoeken:
Taal veranderen naar:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend veranderen