Uitspraak in het Plat: /pɔːˑʃdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Paasch·dag
Pluralis: Paasch­daag m de Paasch­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Paasch + Dag