Passwoort in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /ˈpasˌvɔu̯ɾt/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Pass·woort

Pluralis: Passwöör n dat Passwoort West-Grupp, Nordniedersächsisch, Westfälisch, Ostfälisch, Preußisch

Pluralis: Passwoorten n dat Passwoort

[1]

geavanceerde woordenschat

IT

Nedersaksisch:

Woort, mit dat man Togang to wat kriggt

Nederlands:

paswoord

wachtwoord

Engels:

password

Duits:

Passwort

Voorbeelden:

Ik heff mien Passwoort vergeten.

beeld, dat de onderbeduiding illustreerd

Albaniaman, CC BY-SA 3.0

Etymologie:

Samensteld woord gevormd door: passen + Woort

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.

Nieuwe vertaling voorstellen