Uitspraak in het Plat: /buːtn̩ba͡ɐm/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bu·ten·barm
Pluralis: Bu­ten­bar­men f de Bu­ten­barm
Pluralis: Bu­ten­barms f de Bu­ten­barm
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: buten + Barm