Uitspraak in het Plat: /ɔu̯stn̩diːk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Oos·ten·diek
Pluralis: Oos­ten­die­ken m de Oos­ten­diek
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
Wi sünd an’n Oostendiek spazeren gahn.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Oost + Diek