Uitspraak in het Plat: /ɡɛltstʏk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Geld·stück
Pluralis: Geld­stü­cken n dat Geld­stück Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Geld­stü­cker n dat Geld­stück
Pluralis: Geld­stück n dat Geld­stück
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Geld + Stück