Uitspraak in het Plat: /aʊ̯stapəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Aust·ap·pel
Pluralis: Aust­äp­pel m de Aust­ap­pel West-groep, Märkisch
Pluralis: Aust­ap­pels m de Aust­ap­pel Oostfaals
Pluralis: Aust­ap­peln m de Aust­ap­pel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Aust + Appel