Uitspraak in het Plat: /dɔxtɐzøːn/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Doch·ter·söhn
Pluralis: Doch­ter­söhns m de Doch­ter­söhn Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Doch­ter­söhn m de Doch­ter­söhn
[1]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Dochter + Söhn