Uitspraak in het Plat: /ɪm̩anɡəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Im·men·an·gel
Pluralis: Im­men­an­geln f de Im­men­an­gel Oostfaals
Pluralis: Im­men­an­gels m de Im­men­an­gel
Pluralis: Im­men­an­gels f de Im­men­an­gel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik müss de Immenangel mit de Pinzett rutmaken.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Imm + Angel