Uitspraak in het Plat: /ɡastəlbœst/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Gas·tel·böst
Pluralis: Gas­tel­bös­ten f de Gas­tel­böst
[1]
perifere woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: gasteln + Böst