zelfstandig naamwoord
Afbreking: Titt·kalf
Pluralis: Titt­kal­ver n dat Titt­kalf Friesen-groep, West-groep, Westfaals, Mecklenburgisch, Pommersch
Pluralis: Titt­käl­ver n dat Titt­kalf Westfaals, Märkisch
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Titt + Kalf