Uitspraak in het Plat: /tɪtfa͡ɐkn̩/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Titt·far·ken
Pluralis: Titt­far­ken n dat Titt­far­ken
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Titt + Farken