zelfstandig naamwoord
Afbreking: Topp·gast
Pluralis: Topp­gäst m de Topp­gast West-groep, Noord-Nedersaksisch, Westfaals
Pluralis: Topp­gas­ten m de Topp­gast
[1]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Topp + Gast