Uitspraak in het Plat: /lɛɡəlhɔu̯n/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Leg·gel·hohn
Pluralis: Leg­gel­höh­ner n dat Leg­gel­hohn West-groep, Noord-Nedersaksisch, Westfaals, Märkisch
Pluralis: Leg­gel­hoh­ner n dat Leg­gel­hohn Friesen-groep, Westfaals
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: leggen + Hohn