Uitspraak in het Plat: /kaʊ̯va͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kau·wark
Pluralis: Kau­war­ken n dat Kau­wark
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: kauen + Wark