Uitspraak in het Plat: /lɔu̯pmaʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Loop·masch
Pluralis: Loop­ma­schen f de Loop­ma­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
retene Steed in en Maschwark
Nederlands:
Engels:
run
Duits:
Voorbeelden:
Miene Strumpbüx hett en Loopmasch.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: lopen + Masch