Uitspraak in het Plat: /a͡ɐbaɪ̯t͡sdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ar·beits·dag
Pluralis: Ar­beits­daag m de Ar­beits­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Arbeit + Dag