Uitspraak in het Plat: /a͡ɐbaɪ̯t/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ar·beit
Pluralis: Ar­bei­den f de Ar­beit
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
op en Zweck richt Aktivität von Lief oder Kopp bi’n Minsch
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: arbeiden