Nederlands:
Engels:
Duits:
Werkwoordvormen:
infinitief:
afraden
voltooid deelwoord:
afraden
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik raad af
du raadst af
he/se/dat raadt af
wi raadt af
ji raadt af
se raadt af
verleden:
ik raad af
du raadst af
he/se/dat raad af
wi raden af
ji raden af
se raden af
voltooid:
ik heff afraden
du hest afraden
he/se/dat hett afraden
wi hebbt afraden
ji hebbt afraden
se hebbt afraden
conjunctief:
ik raad af
du raadst af
he/se/dat raad af
wi raden af
ji raden af
se raden af
imperatief:
raad af!
raadt af!