Uitspraak in het Plat: /afʃɾɔːpəls/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Af·schra·pels
Pluralis: Af­schra­pels n dat Af­schra­pels
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: afschrapen + -els