zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·stand
Pluralis: An­stänn m de An­stand
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Schicklichkeit, Ehr
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Hest du denn goorkeen Anstand?
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: an + Stand