Uitspraak in het Plat: /spɾɔkvɪçəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sprock·wi·chel
Pluralis: Sprock­wi­cheln f de Sprock­wi­chel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sprock + Wichel