Cousin in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /kuː·ˈsɛŋ/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Cou·sin

Pluralis: Cousins m de Cousin

[1]

geavanceerde woordenschat

familie

Nedersaksisch:

Söhn von en Broder oder Süster von Moder oder Vadder

Nederlands:

kozijn

volle neef

Engels:

cousin

male

Duits:

Cousin

Vetter

Voorbeelden:

Mien Cousin hett nu ok en Bruut funnen un will fre’en!

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.