zelfstandig naamwoord
Afbreking: Af·tel·ler
Pluralis: Af­tel­lers m de Af­tel­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: aftellen + -er