Uitspraak in het Plat: /snʊdəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: snud·de·lig
snuddeliger snuddeligst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
soiled Meer tonen
Duits:
unrein Meer tonen
Voorbeelden:
Wat süht dien Hemd snuddelig ut!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: snuddeln + -ig