zelfstandig naamwoord
Afbreking: Samm·ler
Pluralis: Samm­lers m de Samm­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sammeln + -er