Uitspraak in het Plat: /fɾʊxtflɛɪ̯ʃ/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Frucht·fleesch
Niet gebruikt het pluralis n dat Frucht­flee­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik mag Saft lever ahn Fruchtfleesch.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Frucht + Fleesch