bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: dös·tig
döstiger döstigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Büst du ok so döstig as ik?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Döst + -ig