[1]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
neetraal Artikel
Engels:
the
Duits:
das
Voorbeelden:
Dät Huus is groot.
Identieke woorden ››› dat ❔︎ dat ❔︎ dat ❔︎ dat ❔︎ dat ❔︎ dat ❔︎