Uitspraak in het Plat: /t͡sɪpɔl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Zi·poll
Pluralis: Zi­pol­len f de Zi­poll
[1]
geavanceerde woordenschat
biologische species
Nedersaksisch:
Nederlands:
ui
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
In mien Goorn heff ik ok Zipollen plant.