Uitspraak in het Plat: /plankva͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Plank·wark
Pluralis: Plank­war­ken n dat Plank­wark
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Plank + Wark