Uitspraak in het Plat: /stuːkəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: stu·ke·lig
stukeliger stukeligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
He löppt so stukelig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: stuken + -ig