zelfstandig naamwoord
Afbreking: Drüp·per
Niet gebruikt het pluralis m de Drüp­per
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
gonorrhea Meer tonen
Duits:
Tripper Meer tonen

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: drüppen + -er