Uitspraak in het Plat: /snuːˑtva͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Snuut·wark
Pluralis: Snuut­war­ken n dat Snuut­wark
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
Nu riet dien Snuutwark man nich so wiet op!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Snuut + Wark