Uitspraak in het Plat: /kanɛɪ̯lsbɔ͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ka·neels·bork
Pluralis: Ka­neels­bor­ken f de Ka­neels­bork
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kaneel + Bork