Uitspraak in het Plat: /dœʃflɛɪ̯ɡəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dösch·fle·gel
Pluralis: Dö­sch­fle­gels m de Dö­sch­fle­gel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: döschen + Flegel