Uitspraak in het Plat: /vɪntɐdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Win·ter·dag
Pluralis: Win­ter­daag m de Win­ter­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Winter + Dag