Uitspraak in het Plat: /a͡ɐftsʊp/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Arft·supp
Pluralis: Arft­sup­pen f de Arft­supp
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wöölt wi vonmiddag Arftsupp eten?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Arft + Supp