Uitspraak in het Plat: /bɛtdɛɪ̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bett·deek
Pluralis: Bett­de­ken f de Bett­deek
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
bedspread Meer tonen
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Bett + Deek