Uitspraak in het Plat: /pɛːˑ͡ɐtʏçtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Peer·tüch·ter
Pluralis: Peer­tüch­ters m de Peer­tüch­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Peerd + Tüchter