Uitspraak in het Plat: /mɛɪ̯stɐʃɔp/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mees·ter·schop
Pluralis: Mees­ter­schop­pen f de Mees­ter­schop
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De HSV hett 1979, 1982 un 1983 de Meesterschop wunnen.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Meester + -schop