Uitspraak in het Plat: /liːvtʏçtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Liev·tüch·ter
Pluralis: Liev­tüch­ters m de Liev­tüch­ter
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Lieftucht + -er