zelfstandig naamwoord
Afbreking: Brüll·oss
Pluralis: Brüll­os­sen m de Brüll­oss
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
bul
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: brüllen + Oss