Uitspraak in het Plat: /flɛçtva͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Flecht·wark
Pluralis: Flecht­war­ken n dat Flecht­wark
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: flechten + Wark