zelfstandig naamwoord
Afbreking: Flöt·ter
Pluralis: Flöt­ters m de Flöt­ter
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
een, de Saken op en Flott transporteert
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Flott + -er